Het bordeel heet Louise 55 lees ik op het betalingsoverzicht van onze gemeenschappelijke rekening. Ik vul het bedrag meteen aan. De afboeking uit het overzicht halen lukt me niet. Gelukkig lijkt de naam van het bordeel op één van de winkels in Brussel waar ik met Anouk ben geweest. Dat komt goed uit. Misschien denkt ze dat ik daar ben geweest. Ze zegt er in ieder geval niets over als we elkaar weer op Ibiza zien. Aan de ander kant gaat ze ook niet in op mijn versierpoging onder de sterrenhemel, dus misschien heeft ze me wel door, maar wacht ze op het juiste moment om mij te confronteren met mijn bordeelbezoek.
Het volgende zoenmoment
Zowel het juiste moment om mij te ontmaskeren als hoerenloper als een volgend zoenmoment laten even op zich wachten, omdat onze lieftallige dochter weer roet in het eten gooit. „Ze is aan het chillen met die David”, meldt Storm. „Ergens bij de pier.” Meer weet hij ook niet. Davids ouders hebben ook een huis op deze compound. „Een keurige jongen”, stel ik Anouk gerust. „Hij is zich netjes komen voorstellen en heeft ons uitgenodigd om volgende week te komen barbecueën. Ze komen hier al jaren. Ik denk echt niet dat je je ongerust hoeft te maken. Hij kent de weg.”
Maar als ze er na een drie uur nog niet is, stappen we toch in de auto om haar te zoeken. Ze zijn niet bij de pier en niet in het dorp. Ook op het strand zijn ze niet. Bekaf komen we twee uur later thuis. „Ga maar slapen”, zeg ik tegen Anouk, „Ik maak je wel wakker als ze er weer is.” „Moeten we niet naar de politie”, vraagt ze angstig. Ik schud mijn hoofd. „Weet je nog wat wij deden toen we 16 waren? Ik ging heel Europa door met mijn Interrailkaart en volgens mij ging jij liftend naar Parijs. En we zijn prima terecht gekomen. Het is een slimme meid. Ze loopt echt niet in zeven sloten tegelijk. Ga maar slapen, we moeten morgen weer vroeg op.” Maar Anouk weigert. Ze haalt haar beddengoed uit haar kamer en nestelt zich naast me op de bank.’
Jullie zijn klef
„Storm had gelijk. Jullie zijn klef.” We schrikken allebei wakker van een Lente die lachend boven ons hangt. Gebroken kom ik overeind. Hoe lang hebben we geslapen? „Waar ben je geweest”, vraagt Anouk slaapdronken. „O gewoon gewandeld. Ik heb zo’n mooie zonsopgang gezien, mama. Ik raakte er helemaal van in trance en kon er alleen nog maar naar kijken. We zijn op een klif gaan zitten en hebben er wel een uur gezeten en ademloos gekeken.” Wat een gekwijl. „Dat is geen trance. Dat is slaap”, zegt Anouk droog. „Precies”, zeg ik streng. „Slaap. Je hebt nog een uur dan gaan we. Slaap op de boot maar verder.” „Nee, ik ga niet mee. Ik heb met David afgesproken dat ik met zijn familie meega.” „Echt niet, jongedame. Je hebt ons de hele nacht wakker gehouden. Ik ben echt niet meer in da mood voor nieuwe plannen. Jij gaat met ons mee. Begrepen?” Ze zegt niets meer, draait zich om en gaat naar bed.
Twee uur later leid ik mijn gezin rond over de boot. „Kijk”, zeg ik tegen een mokkende Lente, een nors kijkende Storm en een geeuwende Anouk. „Dit touwladdertje moet je overboord gooien als we straks gaan zwemmen. Als die er niet uithangt, kunnen we vanaf het water niet meer de boot in. Niet vergeten dus.” „Ja hoor pap”, antwoordt Lente: „Alsof we midden op zee in het water springen.”
Puffend op het dek
Na een paar uur is haar mening 360 graden gedraaid. Ze is weer bijgeslapen en ligt te puffen op het dek. „Wat is het hier warm. Gaan we zwemmen”, vraagt ze aan Storm als we voor anker liggen, ver buiten de kust. „Nee. Ik ga suppen”, antwoordt hij. Hij pakt zijn plank, gooit hem in het water en duikt er achteraan. Lente springt hem na. Kraaiend om de plank. Storm blijft er stokstijf op liggen terwijl Lente hem omver probeert te werpen.
Anouk heeft nog steeds haar kaftan aan. „Wil jij niet zwemmen?” vraag ik haar. Ze schudt haar hoofd. „Misschien straks.” Ze zet haar zonnebril weer op en gaat zitten. Ik kijk naar de stoeiende kinderen. Het is Lente gelukt op de plank te klimmen. Heldhaftig slaat ze een aanval van Storm af. Het koele water lokt. De stoeipartij ook. Ik laat me stiekem aan de andere kant van de boot in het water zakken om ze te verrassen. Terwijl ik om de bocht zwem, zie ik dat Anouk weer staat. Ze moedigt de kinderen aan. Dan zet ze haar bril af en gooit haar kaftan uit. „Denk aan het touwladdertje”, wil ik roepen. Maar voor ik mijn mond open kan doen hoor ik ’plons’.
Meer VROUW
Wil je niets van VROUW missen? Speciaal voor de trouwste lezeressen versturen we elke dag een mail met al onze dagelijkse hoogtepunten. Abonneer je hier.